Zowel in het voorjaar als in het najaar trekken massaal veel vogels naar een voor hen aangenamere plek om te vertoeven. De temperatuur speelt daarbij eigenlijk maar een kleine rol. Veel belangrijker is de lengte van de dagen in de broedgebieden. In de zomer tellen de dagen minder zonuren in het Zuiden en hebben vogels zo minder tijd om eten te zoeken voor hun jongen. Bovendien is er in België door ons milder klimaat een groter aanbod van insecten. Zomervogels broeden dus graag bij ons maar zijn niet echt uitgerust om een strenge winter te trotseren. De meest gekende zomervogel is wel de zwaluw. Maar in Paardeweide-Oost merk je ook zeldzamere soorten zoals bijvoorbeeld de grutto en kluut. Bovendien zijn er vogels die hier tijdens de zomernachten enkel bij valavond neerstrijken op zoek naar een slaapplaats. Indrukwekkende zwermen spreeuwen kunnen zo wervelende luchtshows geven.
(grutto)
Tijdens de herfst zie je plots bepaalde vogels niet meer, maar komen er andere in de plaats. Onze wintergasten komen uit het hogere Noorden op zoek naar zachter klimaat om in te overwinteren. Dit zijn ganzen, maar vooral eenden zoals onder andere de wilde eend, wintertaling, bergeend, enz.
Uiteraard zijn er standvogels die hier het hele jaar door in hun broedgebied verblijven zoals bijvoorbeeld onze spreekwoordelijke huismus. Maar schijn bedriegt soms, zo zijn niet alle vogels die je hier het hele jaar door ziet standvogels. De bergeend die in de lente bij ons broedt, trekt in de herfst naar het Zuiden. De bergeend uit het Noorden komt hier dan weer overwinteren.
Trekvogels kunnen tot duizenden kilometers per jaar afleggen en hebben dan op hun doortocht plaatsen nodig waar ze hun reserves kunnen bijvullen, zoals bijvoorbeeld de lepelaar al vroeg in de lente hier een stop maakt.
Niet alleen vogels trekken de wereld rond. Ook vlinders overwinteren in het Zuiden. De Atalanta, één van de meest bij ons voorkomende vlinders, is zo een trekker. De brandnetels die hier op de flank van de ringdijk groeien zijn een lekkernij voor de rups die eenmaal volgroeit en ontpopt terug een mooie Atalanta zal worden.
(atalanta - Eddy Copers)
Tussen de maanden juni en september springt een plant hier fel in het oog. Op de eilandjes in het water kleurt het paars door de grote kattestraat (zoals je kan zien op de voorpagina van de folder), een typische plant voor rietlanden en waterkanten. De grote kattestaart is niet alleen geliefd bij vlinders, ook wilde bijen en hommels komen er graag nectar en stuifmeel halen.
Je staat boven op een oude rivierduin van de Schelde, die 10.000 jaar geleden is ontstaan na de laatste ijstijd. Als je met een spade in de donkere bosgrond steekt, stoot je al snel op de zandbodem.
Dit is een oud eikenbos. De eiken herken je niet alleen aan hun herkenbare bladeren en vruchten, maar ook aan hun ruwe stam. Deze eiken zijn meerstammig. Ze werden lang geleden geknot voor houtwinning. Van het hout maakte men gebruiksvoorwerpen, meubelen en brandhout. Naast de vele zomereiken staan er ook berken, lijsterbes en hulst.
(meerstammige eiken - Reinhilde Nuyts)
Natuurpunt beheert dit bosje. Ze verwijderden de uitheemse Amerikaanse vogelkers om zo het oorspronkelijke bos te herstellen.
In een zomereikbos zoals dit bos, wordt de kruidlaag vaak gevormd door adelaarsvaren, lelietje-van-dalen en dalkruid. Ook salomonszegel treffen we hier aan. Deze laatste drie zijn allemaal voorjaarsbloeiers. Ze bloeien voor de bomen volledig in blad staan en geen licht meer doorlaten door het dichte bladerdek. Opgelet, ze zijn alle drie giftig. Ze laten zich graag bewonderen maar je blijft er best af.
(dalkruid)
(lelietje-van-dalen)
(salomonszegel)
De adelaarsvaren is hier dominant aanwezig. Varens bestonden reeds 400 miljoen jaar geleden. De adelaarsvaren is de grootste van alle varens in Vlaanderen. De plant wordt 2,5m hoog. Hij heeft een diepvertakte wortelstok die jaren oud kan worden. In het voorjaar rollen de nieuwe bladen uit boven de grond. In de zomer zijn de sporen onderaan het blad rijp. En in het najaar sterft alles boven de grond af en wordt de productie van de zomer opgeslagen in de wortelstok. Het varenstro vormt dan een dichte mat zodat er onder geen andere plant kan kiemen. Op deze manier kan de adelaarsvaren in het bos overheersen.
(adelaarsvaren)
Dit cultuurlandschap met zijn hooilandjes heeft een kleibodem, ontstaan door de slibafzetting van de Schelde. In kader van het Sigmaplan is het ingekleurd als een binnendijks wetland dat optreedt als een soort spons bij overvloedig wateraanvoer door water langer vast te houden en geleidelijk terug te geven aan de Schelde. Zoals ieder gebied met “broek” in zijn naam, is het vrij nat met een hoge grondwatertafel die wordt aangehouden tot in het voorjaar, perfect voor een dotterbloemgrasland. Het is onmiskenbaar dat aanwezigheid van voorjaarsbloeiers de laatste 50 jaar sterk verminderd is door intensief gebruik en ontwatering van weilanden. Het is dus zeker niet vanzelfsprekend dat we onderstaande fauna en flora in het Paardebroek kunnen bewonderen.
(dotterbloem)
Reeds in april kleurt het geel in het Paardebroek door de scherpe boterbloem. In dit dotterbloemgrasland, groeit uiteraard ook de dotterbloem, een forsere uitvoering van de boterbloem. Door haar kwetsbaarheid werd ze toegevoegd aan de Rode Lijst als beschermde plant.
De spindotterbloem, die wisselende waterstanden minder erg vindt, tref je volop langs de Scheldeoever. De verdikte stengelknoppen van deze zeldzame ondersoort maken wortels. In de herfst als de plant bovengronds afsterft, laten deze stegelknoppen los en drijven ze mee met het water tot ze zich op nieuwe open plekken langs de dijk hechten om zo nieuwe planten te vormen.
(oranjetipje op pinksterbloem)
De lila pinksterbloem bloeit hier van eind april tot eind juni. Insecten vertoeven graag op de pinksterbloem en meer bepaald het oranjetipje heeft een nauwe band met haar. Het vrouwtje legt er haar eitjes en als de rups uitkomt, vindt die precies het eten dat hij lekker vindt om uit te groeien. Dit noemen we een waardplant. Om te verpoppen verplaatst hij zich naar een geborgen plekje.
(echte koekoeksbloem)
De echte koekoeksbloem met haar sterk verdeeld rood-roze kroonbladen is ook weer een topper voor insecten in de tweede helft van de lente. Nog voor er bloemen op de plant staan, herken je ze al aan het paarsige bladrozet, een kring dicht bij elkaar zittende bladeren, vlakbij de grond. Haar naam zou ze te danken hebben aan het zogenaamde koekoekspog, slijm afkomstig van de larve van de schuimcicade, dat je vaak op de plant terug vindt. Vroeger dacht men dat dit spuug van de koekoek was.
Laantjes
Onze voorouders groeven reeds “laantjes” die zorgden voor gedeeltelijke ontwatering. In de drogere perioden werden de meersen zo bruikbaar en ingezet voor begrazing en hooiland.
De actuele uitvoering van het natuurbeheer van bepaalde percelen (ze zijn nog niet allemaal in beheer van de natuurvereniging) gebeurt door vzw Durme in samenwerking met landbouwers en vrijwilligers. De aangepaste maaiplanning en het niet gebruiken van mest- en sproeistoffen biedt, zoals je kan zien, veel mogelijkheden. Niet alleen de voorjaarsbloeiers genieten hiervan maar ook weidevogels die grondnesten maken, zoals de kievit en de grutto vinden dit super. Door de aanwezigheid van het riet zijn zangvogels waargenomen zoals de kleine karekiet, blauwborst, bosrietzanger, rietgors,… Ook de typische hooilandvlinders zoals oranjetipje, hooibeestje, zandoogje vinden hier hun stekje.
De zandweg die ons terug leidt naar Paardenweide-Oost heeft heel wat in petto. De zomereiken zijn nog steeds prominent aanwezig maar ze krijgen gezelschap van onder andere de zwarte els, eenstijlige meidoorn, sleedoorn en vlier. In en onder deze struiken leven heel wat dieren, sommige onder hen in een interessante vorm van 'cohousing': symbiose. Een samenlevingsvorm waar beide partijen voordeel uit halen.
(eenstijlige meidoorn)
Ondergrondse bewonders
(konijn)
In de omgeving van de ringdijk is de konijnenpopulatie talrijk. Je merkte waarschijnlijk al kleine bruine keuteltjes en gaten in de grond of zandheuveltjes? Hun burcht, want zo noemen we hun ondergrondse residentie, biedt ruimte voor één familie tot 10 leden, voorzien van hoofd-, zij-, nooduitgangen, woonruimte, slaapkamers en een speciale gang waar jonge konijntjes in alle geborgenheid kaal, doof en blind geboren worden.
(bergeend)
Samen met deze konijnen woont er nog een dier in deze (vooral oude) holen, namelijk de bergeend. In het verlaten hol maken ze een nest van dons waarin het vrouwtje haar eieren legt en uitbroedt. Door deze perfecte schuilplaats heeft ze geen nood aan schutkleuren en kan ze zich tooien in hetzelfde kleurrijke verenkleed als haar partner. De eend maakt handig gebruik van het graafwerk van de konijnen (want zelf heeft hij daar niet de juiste poten voor), en de konijnen genieten mee van de bescherming die zo een grote eend biedt als hij zijn jongen verdedigt tegen indringers. Een win-win-situatie, cohousing in de natuur!
(haas)
Verwar konijnen zeker niet met hazen. Eerst en vooral leven ze in een ander biotoop (hazen leven meer in open velden, terwijl konijnen graag beschutting zoeken in bosjes). De haas is meestal alleen op stap en hoeft geen ruime residentie. Hij neemt genoegen met een simpel zelf gegraven ondiep kuiltje in de grond. Hij gebruikt zijn hazenleger als slaapplaats maar slaapt zo licht dat hij bij ieder geluid of trilling wakker wordt. Jonge hazen worden bij geboorte kant-en-klaar gewoon op de grond gelegd, dus geen nood aan een beschuttend nest.
In vergelijking met een konijn is een haas groter, heeft langere oren met zwarte punten en grotere achterpoten. Bekijk de verschillen in dit filmpje.
Op deze plek lijkt het heerlijk rustig... je staat midden in de natuur, overal waar je kijkt. Maar is het hier werkelijk zo rustig?
Als je rond je as draait zie je heel wat verschillende biotopen, en hoe rustig de natuur uiterlijk soms lijkt, eigenlijk is het er een drukte van jewelste!
Mysterieuze gast
In het verlengde van de vistrap bijvoorbeeld, situeert zich aan de linkerkant een bosje met populieren, oorspronkelijk aangeplant voor houtopbrengst of voor productie van lucifers of vroeger voor klompen. Veel natuurvariatie en leven is er hier niet te bespeuren… was het niet dat de wielewaal hier in de zomer neerstrijkt.
De wielewaal leeft hoog in de kruinen en valt ondanks zijn gele kleur, amper op. Met wat geluk herken je zijn Dudelio-lied (beluister hier) of de minder lyrische alarmkreet (beluister hier), dat vrij vertaald ongeveer klinkt als: ga weg-ga weg. Hij is een schaarse broedvogel geworden, mede door het verdwijnen van populierbossen en hoogstamboomgaarden.
Bruine sigaren
Even verder springen de bruine rietsigaren in ’t oog. Dit is de bloem van de lisdodde, een typische moerasplant. Een rustig veldje denk je? Nee hoor! Boordevol leven. De favoriete plaats voor heel wat rietvogels en insecten. Luister goed, en speur met je verrekijker tussen de bruine stengels. Wie weet spot je wel een bijzonder klein zangvogeltje, verstopt in het veilige riet.
Zeker lisdodde doet het hier zeer goed. Dat komt doordat ze zich op verschillende manieren kan vermenigvuldigen. In het najaar produceren deze bruine kolven veel zaad. De wind voert het samen met de zaadpluizen mee en laat het zaad een eindje verder neerdalen. Daarnaast ontwikkelen zich onder water jonge scheuten uit de wortelstokken. Zowel boven de grond als onder de grond plant hij zich dus voort.
In wortels én stengels bevinden zich trouwens luchtkanalen die zuurstof van het blad kan vervoeren tot diep in de wortels.
Zijn volksnamen ‘lampenpoetser’ of ‘kannenwasser’ verraden al dat het een manusje-van-alles-is. Alles wat de lisdodde rijk is, werd vroeger gebruikt. Zo werden de bruine aren ingezet als een soort schoonmaakborstel voor het reinigen van olielampen, kannen of flessen. Het pluis was een perfect vulmiddel voor kussens. Kuipers dichten de voegen van tonnen met behulp van bladeren en zelfs de wortelstokken leverden eten voor varkens.
Vandaag geniet Paardeweide-Oost vooral van zijn zuiverende functie onder water én de wielewaal gebruikt vast en zeker het pluis om zijn nest een upgrade in comfort te bezorgen.