Aardappelen werden oorspronkelijk niet vervoerd via de Stekense vaart. Zij werden pas in de 16de eeuw uit Zuid-Amerika naar onze gebieden gebracht. Pas vanaf dan werden ze hier geteeld en vervoerd.
Dit kanaal was vroeger een belangrijke verbinding tussen het Nederlandse Hulst en Gent, maar vandaag is het vooral belangrijk voor wandelaars en fietsers, en een verbinding tussen het bosreservaat de Heirnisse en het natuurgebied de Fondatie van Boudelo. Ook dieren gebruiken de vaart dus!
In opdracht van de Graaf van Vlaanderen Robrecht III van Béthune werd in 1315 de Stekense Vaart uitgegraven. Dit was zeer goed nieuws voor de toenmalige Abdij van Boudelo. Ze konden nu gronden rondom de vaart droogleggen en ze gebruiken voor het telen van gewassen en het laten grazen van schapen. Bovendien konden ze door het kanaal hun goederen transporteren naar de grote steden zoals Gent.
Maar niet alleen de monniken gebruikten de Stekense Vaart om hun goederen te transporteren. Zo werd er bv. turf, bakstenen, vlas, beer of aal verscheept. Tot 1970 werden er nog bakstenen van de laatste Stekense steenbakkerij de Tuilieres Sainte Marie vervoerd.
OPDRACHT: Wat werd in de tijd van de Adbij van Boudelo niet vervoerd via de Stekense Vaart?
A. Linnen
B. Turf
C. Aardappelen
D. Bakstenen
Het juiste antwoord vind je hier.
Ga rustig op het bankje* zitten en kijk goed rond. Zie je een ree?
Reeën hebben opvallende, grote oren, grote ogen en een spitse snuit met een zwarte neus. De mannelijke dieren (bokken) hebben het grootste gedeelte van het jaar een gewei, terwijl er op het hoofd van de vrouwelijke dieren (geiten) nooit een gewei groeit.
Elk jaar in de herfst (oktober – november) valt het gewei af. Beetje bij beetje groeit het in de winter terug. Dan kan je de bokken en geiten het best van elkaar onderscheiden door de wit behaarde plek op hun achterwerk. Bij de bokken is deze plek nier- of eivormig, terwijl dit bij de geiten hartvormig is.
De jongen van een ree worden geboren tussen half mei en half juni. Reekalfjes hebben witte vlekjes op hun pels, net zoals Bambi! Zo zijn ze beter gecamoufleerd tussen het gras. Wist je dat de jongen geen lichaamsgeur hebben? Zo zijn ze bijna onvindbaar in het hoge gras of struikgewas voor hun grootste vijand, de vos.
Vind je toevallig een reekalf in het gras? Blijf er dan zeker af! Je zou je geur bij hem achterlaten, waardoor zijn moeder hem niet meer wil verzorgen.
Dat honden blaffen weet je ongetwijfeld wel. Maar wist je dat reeën ook blaffen? Hoe dat klinkt? Ontdek het hier.
Een indringer in het territorium, maar ook het geluid van afbrekende takjes en ritselende bladeren kan een ree opwinden. Van opwinding begint de ree te schelden naar de indringer om het weg te jagen. Het geluid lijkt op het blaffen van een hond. Naast schelden kunnen reeën ook klagen en fiepen. Dit zijn min of meer piepende geluiden die ontstaan doordat de adem door een smalle opening wordt geperst. Het fiepen en klagen worden door de geit en de kalveren gebruikt om contact met elkaar te houden.
*Op het bankje waarop je hebt plaatsgenomen staat een naam vermeld, Paul Vercauteren. Hij was de eerste conservator van dit gebied, hij zorgde ervoor dat dit stukje natuur beschermd bleef voor aantastingen door de mens.
Het bouwen van een schuilplaats is niet zo moeilijk. Je kan het vergelijken met het bouwen van een kamp.
Als je goed kijkt kan je misschien onze schuilplaats spotten in het bos? Kijk op deze plaats goed rond en zoek de takkenhoop. Ook op andere plaatsen langs de wandeling maak je kans om ons schuilplaats te zien.
Wil je de volgende keer mee helpen met het oprichten van zo een schuilplaats? Houdt dan onze kalender in de gaten, schrijf je in op onze nieuwsbrief of neem contact op!