Tussen het riet zie je (vooral bij laagwater) verschillende tussenschotten in de 'gracht'. Dat is de vistrap. Deze vistrap zorgt ervoor dat de vissen het hoogteverschil tussen de Schelde en Paardeweide-Oost kunnen overbruggen.
Het water stroomt bij hoogtij via een inlaatklep aan de oostzijde (ter hoogte van halte 2) binnen. Via een metalen rooster glippen er kleine visjes met het water mee binnen. Aan de westkant (hier) is aan de uitlaatsluis een vistrap voor de grotere vissen, die werkt op het ritme van eb en vloed.
De aanwezigheid van een inlaat- en uitlaatklep dient niet enkel voor het functioneren van het overstromingsgebied. De kleppen zorgen ook voor een constante (maar beperkte) aan- en afvoer van Scheldewater. Door de waterplanten en het riet wordt het water in de plassen van Paardeweide-oost gezuiverd en van zuurstof voorzien. Vissen die vanuit de Noordzee de rivier stroomopwaarts zwemmen naar een ideale plek om te paaien, ruiken en 'proeven' waar er zuurstof- en voedselrijk water is.
Ze nemen hier de trap bij vloed. Als ze bij eb vast komen te zitten tussen twee trappen, wachten ze op de volgende vloed om verder te zwemmen naar hun voorraad- en kraamkamer.
En zo ontstaat er nieuw leven in het water. Het visrijke water trekt dan weer nieuwe en soms ook zeldzame watervogels aan.
Regelmatig waargenomen soorten: bot, paling, blankvoorn, giebel, snoekbaars, spiering, garnalen en fint.
De fint was vroeger basisvoedsel voor de bewoners langs de Schelde. Na 100 jaar afwezigheid door de vervuiling van de Schelde is hij terug. Door het bouwen van waterzuiveringstations, is kwaliteit van het Scheldewater sinds 2005 aanzienlijk verbeterd.
De fint wordt ook meivis genoemd daar hij in de meimaand de schelde optrekt om te paaien. Dan kan je hier bij valavond een echt spektakel meemaken. Paaiende meivissen maken veel kabaal en verraden hun aanwezigheid door plonsen en kringen in het water.
(fint)